“Wat moet ik toch met leerling Oscar? Handschrift is onleesbaar, hij kan nooit iets vinden, vergeet alles. Ik word er wanhopig van, want alles wat ik zeg komt niet binnen. Nu hoorde ik van ouders dat hij DCD heeft. Wat moet ik daar nu mee?”
Je hebt een leerling met DCD ( Developmental Coördination Disorder) in de klas en dat betekent wat voor de leerling, maar zeker ook voor jou als leraar. In de allereerste plaats: observeer, kijk en luister. Zie en hoor deze leerling. DCD is een beperking die je aan de buitenkant niet ziet, maar waar een leerling dagelijks, elke minuut van de dag, mee te maken heeft. En jij dus ook! Je moet beseffen dat bij een leerling met DCD niets vanzelfsprekend is en niets vanzelf gaat. Voor deze leerlingen is het lastig om informatie/instructie om te zetten in een handeling, m.n. in een motorische handeling. Bovendien is het moeilijker om nieuwe vaardigheden te automatiseren. Voor Oscar betekent dit dat leesbaar schrijven voor hem een grote uitdaging is. Daarnaast is het organiseren, zoals het geordend opruimen van zijn spullen, erg moeilijk. Ook plannen van zijn weektaak en huiswerk is voor Oscar lastig. Hiervoor heeft hij jouw ondersteuning hard nodig. Om een vaardigheid uiteindelijk onder de knie te krijgen zijn inoefenen, oefenen en herhalen dé sleutelwoorden. Motorische vaardigheden kosten veel (fysieke en mentale) inspanning, waardoor vaak problemen als vermoeidheid en traagheid bij deze leerlingen voorkomen. Als leraar is het goed om te weten dat 30-60% van de schooltaken motorische activiteiten vereisen. Andere leerlingen voeren deze taken als vanzelfsprekend en zonder nadenken uit. Kinderen met DCD presteren daarom vaak onder hun niveau.
Wat is DCD?
DCD staat voor Developmental Coordination Disorder, een coördinatieontwikkelingsstoornis (DSM-V, 2013). Het betreft veelal onhandige, houterig bewegende leerlingen, bij wie er geen onderliggende medische oorzaak wordt gevonden. Kinderen met DCD doen globaal gezien 66% van het werk in de tijd waarin de andere kinderen alles hebben gemaakt én het kost hen veel meer inspanning. Door het ontbreken van duidelijke uiterlijke kenmerken, ervaart de leerling vaak onbegrip uit de omgeving. De motorische onhandigheid kan leiden tot een gevoel van onvermogen en frustratie, waardoor deze leerlingen vaak minder deelnemen aan fysieke en sociale activiteiten met leeftijdsgenoten. Uit internationale onderzoeken is gebleken dat DCD 3 tot 7 keer vaker voorkomt bij jongens dan bij meisjes. 5-10% van de basisschoolleerlingen hebben kenmerken van DCD. Dit betekent dat er in vrijwel iedere groep sprake kan zijn van één (of meerdere) leerling(en) met DCD of kenmerken daarvan.
Naast de problemen in de motoriek en motorische ontwikkeling, kan er sprake zijn van leerproblemen, aandachts- en concentratieproblemen, problemen met het verwerken van sensorische (zintuiglijke) informatie, sociaal-emotionele problemen, gedragsproblemen en spraakproblemen.
Het is dus belangrijk om ervan uit te gaan dat er bij Oscar sprake is van onmacht en niet van onwil. Blijf geduldig, heb begrip voor Oscar en laat merken dat je hem ziet en hoort! En maak samen met hem en ouders een plan van aanpak.
Meer informatie
Wil je meer informatie of heb je vragen? Kijk eens in onze Kennisbank of neem gerust contact met ons op!